Oude bosbranden hebben de aarde opnieuw vormgegeven na de grootste massale uitsterving

0
13

Uit nieuw bewijsmateriaal blijkt dat wijdverbreide bosbranden plaatsvonden tijdens de vroege Trias-periode, ongeveer 250 miljoen jaar geleden, wat het lang gekoesterde geloof in een ‘houtskoolkloof’ na de ernstigste uitsterving van de aarde ter discussie stelt. Een internationaal team van wetenschappers, waaronder onderzoekers van de Heriot-Watt Universiteit in Schotland en de Universiteit van Lausanne in Zwitserland, heeft microscopisch kleine chemische sporen ontdekt van oude branden bewaard in sedimenten van Svalbard, Noorwegen.

De “houtskoolkloof” uitdagen

Decennia lang leidde de afwezigheid van zichtbare houtskool in geologische archieven tot de veronderstelling dat bosbranden grotendeels verdwenen waren na het uitsterven van het Perm en het Trias, ook wel bekend als de ‘Grote Stervende’. Deze catastrofale gebeurtenis heeft tot 96% van de mariene soorten en 70% van de gewervelde landdieren uitgeroeid, voornamelijk als gevolg van enorme vulkaanuitbarstingen. Uit het laatste onderzoek blijkt echter dat de branden aanhielden, zelfs toen traditioneel fossiel bewijsmateriaal schaars was.

Microscopisch bewijs van eeuwenoude branden

In plaats van te vertrouwen op zichtbare houtskool analyseerde het onderzoeksteam 30 sedimentmonsters op polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s). Deze verbindingen zijn moleculaire vingerafdrukken van verbranding, gevormd tijdens de onvolledige verbranding van plantaardig materiaal, en kunnen in sedimenten blijven bestaan ​​lang nadat meer zichtbaar bewijsmateriaal is afgebroken. De analyse bracht wijdverbreide PAK’s aan het licht die consistent waren met het verbranden van vers plantaardig materiaal, wat er sterk op wijst dat bosbranden tijdens het vroege Trias actief ecosystemen vormden.

Vuur in diepe tijd modelleren

Het team combineerde sedimentanalyse met klimaat- en vegetatiemodellering met behulp van het open-source General Circulation Model (MITgcm), ontwikkeld door MIT. Hierdoor konden ze reconstrueren hoe veranderende klimaten, ecosystemen en brandregimes op elkaar inwerkten na de massale uitsterving. Door hun gegevens door de theorie te laten lopen, bevestigden de onderzoekers dat het microscopische bewijsmateriaal overeenkwam met de verwachte effecten van bosbranden in die periode.

De kracht van open wetenschap

Dr. Clayton Magill, universitair hoofddocent biogeochemie aan de Heriot-Watt Universiteit, benadrukte het belang van het gebruik van open-sourcemodellen. “Open science zorgt ervoor dat iedereen op het hoogste niveau kan concurreren, ongeacht de toegang tot financiering of middelen.” Deze gezamenlijke aanpak maakte het baanbrekende onderzoek mogelijk, dat werd geleid door Dr. Franziska Blattmann van de Universiteit van Lausanne.

Lessen voor de opwarmende wereld van vandaag

De studie benadrukt de veerkracht van ecosystemen en de rol van vuur bij de vorming ervan, zelfs na catastrofale gebeurtenissen. Het vroege Trias was een periode van extreme klimaatschommelingen en ecologische stress, die een weerspiegeling vormde van enkele van de uitdagingen waarmee de planeet vandaag de dag wordt geconfronteerd. Door te begrijpen hoe ecosystemen zich hebben hersteld van crises uit het verleden, kunnen wetenschappers zich beter voorbereiden op de toekomstige gevolgen van klimaatverandering.

Het onderzoek onderstreept dat vuur, zelfs bij afwezigheid van zichtbare houtskool, een belangrijke rol speelde bij het vormgeven van de ecosystemen op aarde na de grootste massale uitsterving. Het gebruik van microscopisch bewijsmateriaal en open-sourcemodellering heeft nieuwe wegen geopend voor het begrijpen van diepgaande ecologische processen en hun relevantie voor het heden