Twee afzonderlijke incidenten waarbij astronauten betrokken waren die binnen een jaar na elkaar in een baan om de aarde waren gestrand, hebben geleid tot dringende oproepen voor een speciale ruimtereddingscapaciteit.
De meest recente situatie deed zich voor toen de Chinese Shenzhou-20-missie, met aan boord drie astronauten die de activiteiten van het Tiangong-ruimtestation al aan een nieuwe bemanning hadden overgedragen, gedwongen werd de terugkeer naar de aarde op 5 november uit te stellen. De oorzaak: vermoedelijke schade veroorzaakt door klein ruimteschroot dat inslaat op het ruimtevaartuig. Hoewel de China Manned Space Agency (CMSA) verzekert dat er ‘noodplannen en -maatregelen’ zijn getroffen, blijven specifieke details over het incident schaars, waardoor experts worstelen met het zoeken naar duidelijkheid. Dit gebrek aan transparantie voedt de bezorgdheid over een breder probleem: het ontbreken van open communicatie over dergelijke gebeurtenissen binnen de ruimtevaartgemeenschap.
Dit incident volgt op de voet van de Starliner-missie van Boeing vorig jaar, die op weg naar het Internationale Ruimtestation (ISS) te maken kreeg met voortstuwings- en stuwkrachtproblemen, waardoor NASA-astronauten Butch Wilmore en Suni Williams gedwongen werden hun verblijf na de geplande tien dagen te verlengen. Hoewel ze uiteindelijk veilig terugkeerden aan boord van een SpaceX Crew Dragon-capsule, onderstrepen deze incidenten hoe precair situaties kunnen worden als ze uitsluitend vertrouwen op de reeds bestaande dockingmogelijkheden van stations als vangnet.
“Beide incidenten hebben plaatsgevonden tijdens missies naar een ruimtestation, waar het station kan fungeren als een veilige haven totdat een reddingsplan kan worden opgesteld”, legt Jan Osburg uit, senior ingenieur bij RAND Corporation en expert op het gebied van ruimtevaartbeleid. “Maar vooral aan de commerciële kant zijn er ‘free flyer’-missies waarbij aanmeren bij een station doorgaans geen optie is en de redding snel moet gebeuren vanwege de beperkte voorraden aan boord.”
Het gebrek aan gestandaardiseerde dockingsystemen, betrouwbare communicatieprotocollen en geformaliseerde reddingscoördinatieprocedures voor verschillende ruimtevaartuigen maakt effectief reageren op noodsituaties een aanzienlijke uitdaging. Osburg benadrukt dat het opzetten van een speciale ruimtereddingscapaciteit geen enorme overheidsuitgaven of nieuwe agentschappen vereist.
“Het zou kunnen worden gedaan met een paar miljoen dollar per jaar”, betoogt hij, en suggereert de oprichting van een onafhankelijke non-profitorganisatie die zich richt op het bepleiten van standaardisatie, het uitvoeren van planningsoefeningen en het optreden als centraal punt voor operationele coördinatie tijdens daadwerkelijke incidenten.
De urgentie ligt in het voorkomen dat toekomstige scenario’s wanhopige situaties worden – ervoor zorgen dat astronauten geen passagiers worden die gevangen zitten in hun eigen orbitale dilemma’s, wachtend op onwaarschijnlijke reddingen. Zoals Osburg concludeert: “Hopelijk wordt er snel iets opgezet, voordat het volgende incident plaatsvindt.”
