Daling van de stallingen voor dierproeven: kan technologie eindelijk laboratoria vervangen?

0
15

De Britse regering heeft een toekomst voor ogen waarin dierproeven zeldzaam zijn en alleen voorbehouden zijn aan uitzonderlijke gevallen. Hoewel er vooruitgang is geboekt – het aantal is gedaald van een piek van 4,14 miljoen in 2015 naar 2,88 miljoen in 2020 – is die daling nu tot stilstand gekomen. De vraag is niet langer of dieren vervangen kunnen worden, maar wanneer en hoe.

Het plateau-effect

De aanvankelijke daling in het gebruik van dieren werd veroorzaakt door de adoptie van alternatieve methoden, waaronder in vitro (celgebaseerde) onderzoeken, computermodellen en geavanceerde beeldvormingstechnieken. Deze methoden bieden snelheid, kosteneffectiviteit en vaak grotere nauwkeurigheid in vergelijking met traditionele diermodellen. Bepaalde gebieden – met name complexe biologische systemen en langetermijntoxiciteitsstudies – zijn echter nog steeds sterk afhankelijk van dieren.

Dr. Chris Powell, directeur van Cambridge BioPharma Consultants Ltd., merkt op dat het resterende gebruik van dieren geconcentreerd is in gebieden waar alternatieven nog niet volledig gevalideerd of geaccepteerd zijn door regelgevende instanties. Dit geldt vooral voor de ontwikkeling van geneesmiddelen, waar de veiligheid en werkzaamheid rigoureus moeten worden aangetoond vóór proeven op mensen.

De rol van nieuwe methodologieën

Het National Center for the Replacement, Refinement, and Reduction of Animals in Research (NC3Rs) loopt voorop bij het ontwikkelen en promoten van deze alternatieven. Dr. Natalie Burden, hoofd van New Approach Methodologies bij NC3Rs, benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen wetenschappers, toezichthouders en de industrie om de adoptie van proefdiervrije methoden te versnellen.

Een veelbelovend gebied is de organ-on-a-chip -technologie, die de functie van menselijke organen repliceert in een microfluïdisch apparaat. Deze chips kunnen complexe fysiologische reacties nabootsen en relevantere gegevens opleveren dan traditionele celculturen. Een andere benadering is de computationele toxicologie, waarbij gebruik wordt gemaakt van AI en machinaal leren om de toxiciteit van geneesmiddelen te voorspellen op basis van de moleculaire structuur.

Reguleringshindernissen

Ondanks de vooruitgang blijft de acceptatie door de regelgeving een groot knelpunt. Instanties als de FDA en EMA hebben nog steeds uitgebreide diergegevens nodig voor de goedkeuring van geneesmiddelen, zelfs als er alternatieve methoden beschikbaar zijn. Dit is deels te wijten aan een historisch precedent en een conservatieve benadering van risicobeoordeling.

Voorbij het laboratorium: gletsjerverlies en klimaatgegevens

In een apart segment presenteerde glacioloog Dr. Matthias Huss alarmerende gegevens over het verlies van Zwitserse gletsjers. De afgelopen tien jaar is een kwart van het Zwitserse ijs verdwenen, terwijl honderden gletsjers volledig zijn verdwenen. Zijn onderzoek benadrukt de dringende noodzaak van klimaatactie, omdat zelfs geconserveerde ijsmonsters gevaar lopen.

Het pad voorwaarts

Om dierproeven volledig te vervangen is een meervoudige aanpak nodig:

  1. Meer investeringen in alternatieve technologieën: De financiering moet worden gericht op orgaan-op-een-chip, computationele toxicologie en geavanceerde beeldvorming.
  2. Hervorming van de regelgeving: Agentschappen moeten prioriteit geven aan de acceptatie van gevalideerde methoden zonder proefdieren.
  3. Samenwerking tussen de industrie: Farmaceutische en chemische bedrijven moeten alternatieven omarmen om de afhankelijkheid van diermodellen te verminderen.

Het plateau in de afname van dierproeven onderstreept de uitdagingen die voor ons liggen. Hoewel technologie levensvatbare vervangingen biedt, zijn systemische veranderingen nodig om de inertie van de regelgeving te overwinnen en ervoor te zorgen dat de toekomst van de wetenschap zowel ethisch als efficiënt is.