Uitbarsting van de ster bevestigd: plasma-oprispingen gedetecteerd op 130 lichtjaren afstand

0
35

Astronomen hebben eindelijk een definitieve glimp opgevangen van een coronale massa-ejectie (CME) die uitbarst van een ster achter onze zon, wat essentiële nieuwe inzichten oplevert in het gedrag van sterren en de potentiële gevaren voor het leven op verre planeten. Deze baanbrekende waarneming werd mogelijk gemaakt door radiotelescopen op aarde en röntgenobservatoria in de ruimte te gebruiken om een ​​enorme wolk van gemagnetiseerd plasma te volgen, uitgestoten door een ster genaamd StKM 1-1262, die zich op 130 lichtjaar afstand bevindt.

CME’s komen, net als dramatische stellaire niesgeluiden, voor wanneer krachtige stormen op het oppervlak van een ster enorme bellen plasma de ruimte in slingeren. Deze uitbarstingen zijn ons hier op aarde bekend als de bron van aurora’s – de prachtige gloeiende gordijnen die langs onze poolhemel dansen. Bij nadere beschouwing kunnen CME’s echter ongelooflijk destructief zijn en de atmosfeer wegnemen van planeten die geen robuuste magnetische schilden hebben, zoals Venus.

Tientallen jaren lang hadden astronomen vermoed dat verre sterren ook CME’s produceerden op basis van subtiele hints uit waarnemingen. Ze hadden echter moeite om definitief te bewijzen of dit materiaal werkelijk aan de zwaartekracht en magnetische aantrekkingskracht van de ster ontsnapte, of eenvoudigweg naar boven steeg voordat het door deze krachtige krachten weer naar binnen werd getrokken.

Deze nieuwe studie, geleid door Joseph Callingham van het Nederlands Instituut voor Radioastronomie, maakte gebruik van de Low Frequency Array (LOFAR) radiotelescoop in Nederland om een ​​uitbarsting van radiogolven te detecteren die afkomstig waren van de CME terwijl deze door de ruimte reisde. De aanwezigheid van deze specifieke signalen suggereert dat de uitwerping met succes uit de greep van StKM 1-1262 was gebroken.

Om hun bevindingen verder te bevestigen, gebruikte het team ook gegevens van de XMM-Newton röntgentelescoop in de ruimte om de temperatuur, rotatiesnelheid en helderheid van de ster nauwgezet te analyseren. Deze metingen vormden een cruciale achtergrond voor het begrijpen van de dynamiek en oorsprong van de CME.

Callingham benadrukt dat hoewel eerdere waarnemingen wezen op het voorkomen van CME’s op verre sterren, deze nieuwe gegevens onweerlegbaar bewijs leveren. ‘We zouden kunnen stellen dat we al dertig jaar aanwijzingen hebben, en dat is waar’, legt hij uit, ‘maar dat hebben we nooit expliciet bewezen. We zeggen dat er massa uit de ster is gestoten en verloren is gegaan, en dat is in de literatuur altijd een discussie geweest.’

Deze ontdekking heeft diepgaande gevolgen voor het begrip van hoe sterren evolueren en omgaan met hun omgeving. Anthony Yeates, een astrofysicus aan de Universiteit van Durham in Groot-Brittannië, benadrukt het belang van het opnemen van deze kennis in modellen die de potentiële bewoonbaarheid van exoplaneten evalueren – planeten die rond verre sterren draaien. ‘Als er een exoplaneet zou bestaan, zou dat behoorlijk catastrofaal zijn geweest voor al het leven daarop’, waarschuwt hij, verwijzend naar de potentieel verwoestende impact van zo’n krachtige stralingsuitbarsting op een nabijgelegen planeet.

Deze baanbrekende ontdekking opent nieuwe mogelijkheden voor onderzoek in de stellaire astrofysica en planetaire wetenschap, waardoor wetenschappers de frequentie en intensiteit van CME’s van verre sterren met hernieuwde kracht onder de loep nemen. Dit lopende onderzoek zal ongetwijfeld verder licht werpen op de turbulente levens van sterren en hun potentiële invloed op de vorming en evolutie van leven in de hele kosmos.